Geschiedenis van de loep

Rond het jaar 1000, leefde Ibn al Haitham, ook wel bekend als Alhazen, een Arabische arts aan het hof van de Kalief van Egypte. Hij beschreef in zijn boek 'Kitab-al-Manazir' (in het Latijn 'Opticae Thesaurus' of 'Schat der Optiek') voor het eerst dat een glazen halve bol een voorwerp kan vergroten. Hierin beschreef hij de leer van het zien, breking en reflectie. Zijn baanbrekende veronderstelling was dat ogen gecorrigeerd konden worden door geslepen optische lenzen.

In 1240 vertaalde Erazm Golek Vitello het boek van Ibn al Haitham van het Arabisch naar Latijn, waardoor West-Europa toegang kreeg tot de uitvinding van de leessteen. Franciskaner monniken zouden volgens het principe van Alhazen de eerste leesstenen hebben gemaakt. Deze waren gemaakt van beryl, een mineraal samengesteld uit aluminium-beryllium-silicaat, en waren bolle transparante licht gekleurde stenen met een vlakke onderrand die op het boek werden gelegd. Dit mineraal ligt aan de oorsprong van het woord 'bril', hoewel het hier meer gaat om een loep dan om een bril.

visoletloepHet werkingsprincipe van de leesstenen wordt tot op de dag van vandaag geleverd in de vorm van een bolloep (ook wel visoletloep genaamd).

In 1267 beschreef Roger Bacon, een Engelse monnik, in zijn Opus Majus dat het plaatsen van glazen bollen op zijn boeken hem hielp bij het lezen en dat deze zeer goede instrumenten zouden kunnen vormen voor ouderen en hen met zwakke ogen, zodat ook zij kleine letters op normale afstand kunnen lezen. In de 13e eeuw werden geleidelijk aan meer loepen gemaakt, grotere en kleinere. De loep op steel ontstond, en van daaruit is dan ook de eerste bril ontstaan. Venetië was hierbij zeer belangrijk omdat de Venetiaanse glasblazers de enigen waren die wisten hoe transparant glas moest worden gemaakt.

Geleidelijk werden er meer loepen gemaakt, met hogere vergrotingen, maar met een kleinere diameter en werkafstand en een kleiner gezichtsveld. Een hogere vergroting betekende ook dat er meer licht nodig was. Het was dus een feit dat naarmate de loepen meer vergrootten, het moeilijker werd om ermee te werken. De gouden regel was daarom: vergroot niet meer dan nodig.

Pas in de 20e eeuw werd licht aan de loep toegevoegd, waardoor de lichtloep ontstond. Met batterijen had men enige bewegingsvrijheid, maar het werkte het beste wanneer de loep via een transformator op het elektriciteitsnet was aangesloten. In de 21e eeuw ontstonden LED-lichtloepen. Deze verbruikten veel minder energie en konden worden gevoed door gewone batterijen. Bovendien werd het design van de loepen aanzienlijk verbeterd, waardoor ze minder opvallend waren maar toch zeer functioneel.

leessteen_bolloep_middeleeuwen
Scroll naar boven